Rudolf Steiner: een gids voor deze tijd
Hans Stolp
Een diep verlangen om te begrijpen
Veel heb ik aan Rudolf Steiner te danken. Bij hem vond ik de antwoorden, die ik zo nodig had. Ik heb in mijn jeugd een gereformeerde opvoeding gekregen. Later heb ik theologie gestudeerd aan de VU in Amsterdam. De protestantse traditie zit dus in al de vezels van mijn ziel. Toch kon deze traditie mij niet helpen, toen ik haar hulp zo nodig had. Eerder al had ik in mijn leven helderziende ervaringen opgedaan. Maar zo rond mijn veertigste levensjaar brak deze helderziendheid met grote kracht door. Engelen en gestorvenen werden mij vertrouwd – en daarmee ook de geestelijke wereld. Ik leerde, dat de dood slechts de doorgang is naar een hoger, geestelijk leven. Ik ontdekte de heilige wetten van karma en reïncarnatie. Ik werd mij bewust van vorige levens. Dat was wel ingrijpend, want het stond haaks op alles wat ik tot dan toe geleerd had. Hoe indringender mijn ervaringen werden, hoe sterker mijn verlangen werd om te begrijpen wat mij overkwam. Maar de theologie kon mij in geen enkel opzicht daarbij helpen. Ook de kerkelijke wereld bleek uiterst huiverig voor alles wat met helderziendheid te maken heeft. (Iets wat mij overigens tot op de dag van vandaag verbaast. Want spreekt de kerk niet altijd over de geestelijke wereld of de hemel? Spreekt zij niet over engelen en het vagevuur (lees de astrale wereld)? Waarom wordt zij dan zo bang als die begrippen plotseling realiteit worden in het leven van mensen?
Ik merkte al gauw dat ik niet de enige was met zulke ervaringen. Toen ik zelf na een aantal jaren voorzichtig daarover begon te vertellen, wendde zich al gauw een niet aflatende stroom van mensen tot mij, die soortgelijke ervaringen hadden opgedaan, maar daarover niet konden of durfden te spreken. Juist daarom ben ik zelf altijd open geweest over het feit dat helderziende ervaringen deel van mijn leven uitmaken. Ik wilde de mensen daarmee bemoedigen en hen duidelijk maken, dat ze niet de enige zijn met zulke ervaringen. De vele verhalen, die mensen mij over hun ervaringen vertelden, versterkten echter wel het verlangen in mij om die ervaringen te kunnen begrijpen.
Op zoek naar antwoorden
Bij mijn zoektocht ben ik bij allerlei stromingen, mystici en zieners te rade gegaan. Zo kwam ik al gauw de Nag Hammadi-geschriften[1] op het spoor. Dat zijn de spirituele geschriften van het Christendom, die in de eerste eeuwen nog volop bekend waren, maar later, toen het instituut kerk ontstond, verboden en vernietigd werden. Wat was het een ingrijpende vondst, toen een Egyptische boer, Mohammed Ali al-Samman in 1945 in het zand langs de Nijl deze oude geschriften terugvond! En wat hebben wij veel aan mensen als Jacob Slavenburg te danken, die samen met Willem Glaudemans zorgde voor een Nederlandse vertaling.
Dankzij deze geschriften kwam ik tot de ontdekking, dat er in de eerste eeuwen van het Christendom een ander, een Esoterisch Christendom heeft bestaan, dat echter vanaf de derde eeuw door de kerk verboden werd, ondergronds ging en alleen nog in het grootste geheim werd doorgegeven.
De geschriften, die in Nag Hammadi gevonden werden, bevatten prachtige evangeliën en brieven, zoals het Evangelie van Thomas, het Evangelie van Filippus en het Evangelie van de Waarheid. Lezend en herlezend werd het mij gaandeweg duidelijk, dat het inzicht in karma en reïncarnatie deel uitmaakte van het oudste, ofwel het Esoterische Christendom. Dat betekende dus, dat ik met deze inzichten iets had teruggevonden dat vroeger al vanzelfsprekend was voor het oorspronkelijke Christendom! Deze vondst heb ik in die tijd ervaren als een opluchting: ik was dus niet gek en stond met mijn inzichten in wezen in een eeuwenoude traditie!
Later las ik boeken van de wetenschapper en ziener (vroeger ging dat nog samen!) Emanuel Swedenborg. Bij hem en anderen, zoals Jacob Lorber, waren helderziende ervaringen vanzelfsprekend. Ja, ze waren zelfs een bron van inzicht voor hen. Andere inspiratiebronnen vond ik in het werk van de mystici, zoals Johannes van het Kruis en Hildegard von Bingen. Ook voor de mystici was het vanzelfsprekend om in contact te staan met de geestelijke wereld: zij ontleenden daar een grote innerlijke zekerheid aan. Steeds, als ik hun boeken las, had ik het gevoel thuis te komen in een wereld, die mij vertrouwd en dierbaar is.
Wat mij echter vooral trof bij de mystici was hun grote liefde voor Christus. Het was een levende liefde, die niets met dogma’s te maken had, maar regelrecht uit hun hart voortkwam: zij leefden dagelijks met hem. Juist daarin voelde ik mij verwant met hen.
Een ontmoeting met Christus
Steeds meer mensen doen in deze tijd – net als ik zelf – een Christuservaring op. Over het unieke en bijzondere van deze ervaring hebben velen mij zo vaak verteld, dat ik daar later een boek aan heb gewijd: De verschijningen van Christus in deze tijd.[2] Maar bijna altijd zeiden mensen mij, wanneer ze me over een Christuservaring vertelden: Ik heb dat nog nooit aan een ander verteld. Ik ben te bang, dat ze deze ervaring, die voor mij zo kostbaar en zo heilig is, als fantasie of iets dergelijks zullen afdoen en dat verdraag ik niet. Daardoor is het in onze tijd helaas nog altijd aan maar weinigen bekend, hoe vaak (de etherische) Christus zich in deze tijd kenbaar maakt aan ons.
Voor mijzelf is deze ervaring de belangrijkste, die ik in mijn leven heb opgedaan. Ik stond er in die eerste jaren innerlijk voortdurend bij stil. Hoe was het mogelijk dat mij een dergelijke ervaring overkomen is? Vooral voor iemand met een gereformeerd verleden leek het pure hoogmoed om over een Christuservaring te spreken: Hoe kan dat nu? Wat verbeeld jij je eigenlijk wel? En toch was de ervaring zo echt, dat ik die wel serieus moest nemen. Daarom bleef ik zoeken naar mensen, die mij inzicht zouden kunnen geven en mij zouden kunnen helpen te begrijpen.
Toen kwam mij op een zeker moment ter ore, dat Rudolf Steiner (1861 – 1925) in zijn tijd zulke ervaringen al voorspeld heeft. Dus begon ik mij in zijn werk te verdiepen. En natuurlijk las ik als eerste, wat hij vertelde over de verschijningen van Christus. Toen ging er een wereld voor mij open. Hij vertelde hoe sinds 1899 het Kali Yuga of het IJzeren Tijdperk ten einde is gekomen en hoe als gevolg daarvan in deze tijd het gordijn, dat de geestelijke wereld hermetisch afgesloten houdt van de aardse realiteit, langzaam weer opengetrokken wordt. Mensen zouden daardoor in de toekomst, vertelde Steiner, allerlei geestelijke ervaringen gaan opdoen. Ze zouden engelen mogen zien, gestorvenen kunnen waarnemen en met hen kunnen communiceren, maar ze zouden ook een verschijning van Christus mogen ervaren. Met name vanaf de dertiger jaren van de vorige eeuw (zo voorspelde Rudolf Steiner omstreeks 1910 al) zouden steeds meer mensen een Christuservaring opdoen.[3]
Zoals hij het voorzegd heeft, zo is het gegaan. Vanaf de dertiger jaren van de vorige eeuw mochten steeds meer mensen een Christusverschijning beleven. Terugkijkend mogen we vaststellen, dat met name in de concentratiekampen in Duitsland (gedurende de Tweede Wereldoorlog) en de jappenkampen in Indonesië mensen in uiterst kritieke situaties bemoedigd en getroost werden door een verschijning van Christus. Urenlang stond ik op appel, zo vertelde iemand. Ik hield het nauwelijks meer vol en dreigde neer te vallen. Maar ik wist, dat ik dan meteen doodgeschoten zou worden en dus probeerde ik het met alle macht vol te houden. Toen, op dat moment, zag ik plotseling de stralende gestalte van een groots Lichtwezen, waarvan ik meteen wist: dat is Christus. Een stroom van kracht omhulde mij en Hij gaf mij de kracht om te blijven staan.
Rudolf Steiner vertelde, dat in de komende drieduizend jaar steeds meer mensen zo’n verschijning zullen mogen ervaren en dat het leven op aarde daardoor een totale omvorming zal ondergaan – als wij ons tenminste voor deze ervaring willen openstellen.[4]
Toen ik deze dingen las, wist ik vanbinnen meteen: dit is waar. Dit is het antwoord waar ik al zolang naar gezocht heb. Nu begreep ik eindelijk ook wat er bedoeld werd met de term: de wederkomst van Christus. Hij komt niet in een fysiek lichaam terug. Hij komt ons in deze tijd soms als een stralende Lichtgestalte, maar soms ook als een ‘toevallige’ passant roepen en wekken. En steeds meer mensen zullen in deze bijzondere tijd een dergelijke ervaring opdoen.
Een late ontdekking
Vanaf dat moment ben ik ook andere boeken van Rudolf Steiner gaan lezen en heb ik mij meer en meer in zijn werk verdiept. Dikwijls verging het mij daarbij zo, dat ik al lezend dacht: “Ja, zo ben ik dat ook gaan zien en ervaren, maar nu pas, dankzij de toelichting van Rudolf Steiner, begrijp ik echt hoe het zit”. Dat geldt bijvoorbeeld voor het leven na de dood, voor het inzicht in de engelenwereld en voor de wijze waarop we in deze tijd mogen omgaan met karma en reïncarnatie.
In wezen ben ik blij dat ik Rudolf Steiner pas zo laat ontdekt heb. Daardoor kon ik eerst helemaal mijn eigen weg gaan en de inzichten ontdekken, die bij mij horen. En daardoor weet ik ook, dat wat Rudolf Steiner zegt voor mij waar is.
Natuurlijk kwam toen als vanzelf de vraag op: wie was Rudolf Steiner eigenlijk en hoe hebben zijn tijdgenoten hem beleefd? En dus ging ik op zoek naar wat zijn (directe) leerlingen over hem verteld hebben. Zo las ik onder andere wat Ita Wegman over hem vertelde.
Een ontmoeting in de geest met Rudolf Steiner
Ita Wegman was een Nederlandse arts en naaste medewerkster van Rudolf Steiner. In het voorjaar van 1934 kreeg zij een levensbedreigende ziekte. Het opvallende was, dat er geen oorzaak voor haar ziekte werd gevonden. Toch was deze zo ernstig, dat ze dacht te zullen sterven.
Dat vond ze niet erg: in wezen verlangde ze er zelfs naar te mogen sterven. De jaren na de dood van Rudolf Steiner in 1925 zijn zwaar voor haar geweest. Ze was in die tijd bestuurslid van de Antroposofische Vereniging (de vereniging, die het werk van Rudolf Steiner behoedt en uitdraagt).[5] Maar tussen de bestuursleden onderling waren er conflicten uitgebroken die er uiteindelijk toe hebben geleid, dat Ita Wegman een jaar na haar ziekte de Vereniging verlaten heeft.[6] Dit alles is voor haar zo pijnlijk geweest, dat ze er tijdens haar ziekte naar verlangde om te mogen sterven.
Maar toen, op de grens van leven en dood, mocht ze plotseling Rudolf Steiner schouwen, die negen jaar daarvoor gestorven was. En behalve hem, mocht ze ook de etherische Christus schouwen. Ze beschrijft deze ervaring uiterst terughoudend. Ze vertelt, dat het haar duidelijk werd bij een ontmoeting die zij met Rudolf Steiner had en waarbij ook de Christus aanwezig was, dat zij niet in de geestelijke wereld werd verwacht, maar dat haar gevraagd werd nog iets op aarde te doen.[7]
Het was deze ervaring – deze vraag - die haar de kracht gaf om terug te keren naar het aardse leven om haar werk op aarde in dienst van Rudolf Steiner voort te zetten. Vanaf dat moment begon haar genezing.
Een jaar na haar ziekte vertelde ze: Rudolf Steiner staat degenen, die zijn werk voortzetten, inspirerend en ondersteunend bij. Zo had ze dat zelf mogen ervaren. Maar tegelijk wist ze, dat deze hulp voor iedereen gold (en geldt), die het werk van Rudolf Steiner op aarde voortzet. Want zij is niet de enige, die heeft mogen ervaren hoezeer hij ook nu betrokken is bij de voortgang van zijn werk op aarde. Daarbij maakte Ita Wegman ook nog de aantekening, dat Rudolf Steiner niet geïnteresseerd is in wat hij zelf heeft gedaan tijdens zijn aardse leven, maar dat hij er alleen maar in geïnteresseerd is op welke manier de mensen zijn werk in deze tijd voortzetten.[8]
Een indrukwekkende persoonlijkheid
Ita Wegman vertelde ook over de indruk, die Rudolf Steiner op zijn tijdgenoten maakte: Wie hem ontmoette, wist meteen dat er een belangrijke persoonlijkheid voor hem stond. En tegen haar medewerksters en medewerkers zei ze meer dan eens: Jullie zien hem altijd veel te klein.[9]
Ook uit allerlei andere berichten blijkt steeds weer de diepe indruk, die hij maakte. Bij zo’n ontmoeting trokken allereerst zijn ogen de aandacht: ze waren opvallend en straalden kracht en intensiteit uit. Soms spuwden ze vuur, maar op een ander moment leken ze schouwend in oneindige verten te staren.
Iemand anders stelde verwonderd vast, dat er bij veel mensen, die Rudolf Steiner voor het eerst ontmoetten, sprake was van liefde op het eerste gezicht. Het gevolg van deze ontmoeting hield dan ook voor velen een ingrijpende, beslissende en blijvende verandering in: nieuwe inzichten en een heel andere levenshouding waren meestal het gevolg van de ontwikkeling, die met deze ontmoeting werd ingezet.[10]
Maar hoe diep de indruk ook was die Rudolf Steiner op andere mensen maakte, velen vertelden ook dat hij hen altijd vrij liet en dat hij hen met zijn grote geestelijke krachten nooit tot wat dan ook verleidde. De diepe eerbied voor de vrijheid van de ander die hem vervulde, was haast tastbaar.
Christian Geyer, een theoloog, die een cursus bij Rudolf Steiner had gevolgd, vertelde dat Rudolf Steiner de theologie volkomen beheerste, alsof hij zijn hele leven niets anders had gedaan dan theologie studeren. Het was een waarneming, die ook anderen deden: als hij over landbouw sprak, leek hij volkomen op de hoogte van alles wat daarmee te maken had. Hij beheerste de filosofie zo goed als de medische wetenschap, de literatuur zo goed als de pedagogiek. Hij was wat men in vroeger eeuwen nog noemde een homo universalis, iemand die alle wetenschappen beheerste.
Hij was zijn tijd ver vooruit
Een veelzeggende uitspraak van Ita Wegman luidt: De plaats van Rudolf Steiner in de wereldgeschiedenis zal in de toekomst steeds duidelijker worden begrepen. Hij was zijn tijd dan ook ver vooruit. Zo ver, dat het hem niet eens mogelijk was om alles door te geven wat hij had willen vertellen: zijn leerlingen konden dat niet bevatten. Toen Rudolf Steiner aan het einde van zijn leven ziek werd en zes maanden het bed moest houden (van 28 september 1924 tot aan zijn sterfdag op 30 maart 1925), werd hij in die maanden verpleegd door Ita Wegman. Zowel Rudolf Steiner zelf als Ita Wegman hadden nog heel lang de hoop, dat hij beter zou worden. Maar vlak voor zijn dood vertelde hij aan Ita Wegman, dat hij niet meer beter zou worden. Hij had, zo vertelt Ita Wegman, alles gezegd wat de mensen opnemen konden. Nu moest hij verder werken in de geestelijke wereld om daar de gestorvenen voor te bereiden op hun nieuwe incarnatie.[11] Zelfs de meest intieme leerlingen van Rudolf Steiner waren niet in staat verdergaande inzichten op te nemen. Daarom moest hij er nu het zwijgen toe doen en zou datgene, wat hij ons eigenlijk nog aan inzicht had willen schenken, pas in latere tijden tot ons komen.
Dankbaarheid
Veel heb ik inmiddels aan Rudolf Steiner te danken. Steeds, wanneer ik weer een nieuw inzicht ontdek, dat ik aan hem mocht ontlenen en dat in mijn ziel tot leven komt, ben ik hem intens dankbaar. Ik weet, dat er veel meer mensen zijn zoals ik, die voor hun geestelijke groei dankbaar gebruik maken van de inzichten, die Rudolf Steiner ons heeft nagelaten. En voor mij is het duidelijk, dat met het doorbreken van deze inzichten in de harten van steeds meer mensen een hele nieuwe ontwikkeling op aarde mogelijk wordt, die een uitweg kan bieden uit de verlorenheid van deze tijd. Ik ben in ieder geval dankbaar, dat ik mij zijn leerling mag noemen!
[1] Zie hiervoor de Nag Hammadi-geschriften op Wikipedia top
[2] Dit boek is alleen nog antiquarisch te verkrijgen. top
[3] Zie bijvoorbeeld Rudolf Steiner, De Wederkomst van Christus in de Etherische Wereld, Uitg. Zevenster, 1983 top
[4] Zie Rudolf Steiner, Christus’ wederkomst in de etherische wereld, Uitg. Pentagon, 2013, blz. 30 – 32. Zie ook: Sergei Prokofieff en Peter Selg, De wederkomst van Christus in het etherische, Uitg. Pentagon, 2e druk, 2011. En: Rudolf Steiner, Het esoterische christendom, Uitg. Vrij Geestesleven, 1999 top
[5] Die Anthroposophische Gesellschaft, ook wel die Allgemeine Anthroposophische Gesellschaft (AAG) genoemd, werd in 1923 door Rudolf Steiner opgericht. top
[6] Niet alleen Ita Wegman, ook het andere Nederlandse bestuurslid, Elisabeth Vreede verliet de vereniging. top
[7] Peter Selg, Geistiger Widerstand und Überwindung, Ita Wegman, 1933 – 1935, Natura Verlag im Verlag am Goetheanum, 2005, blz. 92. En: Ita Wegman, Erinnerung an Rudolf Steiner, Verlag des Ita Wegman Instituts, 2009, blz. 25. top
[8] Ita Wegman, Erinnerung an Rudolf Steiner, Verlag des Ita Wegman Instituts, 2009, blz. 25: Der Tote in der geistigen Welt interessiert sich gar nicht für dasjenige, was er auf Erden getan hat. Er interessiert sich nur dafür, wie man das Werk weitergeführt hat und welche Initiative die Menschheit daraus geholt hat. top
[9] Ita Wegman, Erinnerung an Rudolf Steiner, Verlag des Ita Wegman Instituts, 2009, blz. 18 top
[11] Ita Wegman, Erinnerung an Rudolf Steiner, Verlag des Ita Wegman Instituts, 2009, blz. 46 top
Dit artikel is overgenomen uit Verwachting nr. 71 juni 2014. Een uitgave van de stichting De Heraut. Zie ook www.stichtingdeheraut.nl
© Esoterisch Christendom 2024