De heilige kracht van vergeving
Hans Stolp
In zijn boek Terugkeer uit de dood vertelt de Amerikaanse psychiater George G. Ritchie over een aantal ervaringen met mensen aan wie hij iets bijzonders beleefde: hij zag in (of op) hun gezicht de Christus. Het was voor hem, alsof Christus zelf in die gezichten oplichtte.
Dat vermogen om in sommige gezichten Christus zelf te zien, was niet zo maar in hem ontstaan: het was het gevolg van een bijzondere ervaring die hij als jong rekruut had opgedaan. Hij had namelijk tijdens een ernstige ziekte een bijna-dood-ervaring gehad, waarbij hij een ontmoeting met Christus had gehad. Toen hij weer beter was geworden, had hij alleen maar heimwee: hij wilde zo graag Christus voor een tweede keer ontmoeten, om opnieuw die liefde, dat onbeschrijflijke geluk en die vrede te ervaren. Hij beschouwde zijn genezing en daarmee zijn terugkeer naar dit leven dan ook als een ramp. Hij wilde alleen maar terug naar de wereld van Christus, waar hij – zoals hij vertelde – was ondergedompeld in het meest volmaakte besef van geborgenheid dat hij ooit had gekend.
Lange tijd bad hij daarom intensief om Christus opnieuw te mogen ontmoeten. Tot Christus zelf hem duidelijk maakte dat hij niet langer moest hunkeren naar een herhaling van die ervaring van toen, maar dat hij op zoek moest gaan naar mensen hier op aarde, in wier gezicht hij Christus zelf zou mogen zien. Sinds die tijd zocht Ritchie op de gezichten van alle mensen die hij ontmoette, naar Christus. En hij vond hem ook op enkele gezichten!
Van de ervaringen die Ritchie daarover vertelt, is er één die heel in het bijzonder een diepe indruk maakt op de lezer. Het is een ervaring die ons leert over de ongelooflijke kracht die een mens bezit die zich de kracht van vergeving eigen gemaakt heeft.
Het gebeurde in mei 1945. George Ritchie was toen soldaat en zat in het Amerikaanse leger in Duitsland dat net gecapituleerd en zich overgegeven had. Kort na de capitulatie kwam hij met een kleine groep artsen in een nog maar net bevrijd concentratiekamp om de kampbewoners zo snel mogelijk medische hulp te geven. Het kamp lag niet ver van Wuppertal, in het Ruhrgebied. Wat hij daar in het kamp zag, was erger dan alles wat hij tot dan toe in de oorlog gezien en beleefd had.
Tot zijn verbazing ontdekte hij echter tussen de volkomen uitgemergelde, apathische, zieke en uitgeputte kampbewoners een man, die er heel anders uitzag dan alle anderen. Hij liep kaarsrecht, zijn ogen waren helder en hij was onvermoeibaar, vertelt Ritchie. Omdat de man vijf vreemde talen beheerste, fungeerde hij in het kamp als een soort onofficiële tolk. Hij werd door de Amerikaanse soldaten gemakshalve Bill Cody genoemd, want omdat hij een Poolse jood was, was zijn naam te moeilijk voor hen om uit te spreken en kozen zij een gemakkelijke, zelfbedachte naam voor hem.
Ritchie was nog meer verbaasd, toen hij ontdekte dat Bill Cody vijftien of zestien uur per dag werkte, maar aan het einde van de dag desondanks geen spoor van vermoeidheid vertoonde. Hoe was dat mogelijk voor een man die al zo lang onder deze gruwelijke en afschuwelijke omstandigheden leefde? Ritchie dacht bij zichzelf: deze man zit waarschijnlijk nog maar kort in het kamp, en ziet er daarom nog zo krachtig en ongebroken uit. Maar toen hoorde hij dat Bill Cody al sinds 1939, dus al zes jaar lang, in het kamp leefde. Ritchie vertelt daarover: Zes jaar lang had hij van hetzelfde hongerdieet geleefd als alle anderen en had hij net als ieder ander in dezelfde slecht geventileerde en van ziektekiemen vergeven barakken geslapen. Zes jaar lang had hij alle kampgruwelen mee moeten maken die aan de orde van de dag waren en toch was hem dat noch lichamelijk, noch geestelijk op welke manier dan ook aan te zien.
Het was bovendien duidelijk dat de verschillende groepen kampbewoners hem allemaal als hun vriend beschouwden. Dat was belangrijk, want op die manier kon hij de vele vijandig tegenover elkaar staande groepen met elkaar verzoenen. Want, hoe onbegrijpelijk dat voor een buitenstaander in eerste instantie ook lijkt, in het kamp bestond er veel haat en nijd tussen de verschillende groepen gevangenen. Het was de onofficiële taak van Bill Cody om hen met elkaar te verzoenen. En kennelijk was hij de enige die daartoe in staat was.
Ritchie was gefascineerd door deze man. Want in zijn ogen en in zijn gezicht zag hij Christus zelf, krachtiger en sterker dan in welk ander mensengezicht dan ook. Op een dag vertelde Bill Cody hem zijn levensgeschiedenis, en toen pas, luisterend naar alles wat Cody hem vertelde, begon Ritchie te begrijpen wat het geheim van deze bijzondere man was.
Bill Cody vertelde: We woonden voor de oorlog in de joodse wijk van Warschau, mijn vrouw, onze twee dochters en onze drie zoontjes. Toen de Duitsers onze straat bereikten, zetten ze iedereen tegen de muur en openden met machinegeweren het vuur. Ik smeekte hen dat ze mij zouden toestaan samen met mijn gezin te sterven, maar omdat ik Duits sprak, deelden ze mij in bij een ploeg dwangarbeiders. Toen moest ik voor mezelf beslissen, of ik mijzelf wel of niet zou uitleveren aan de haat jegens de soldaten die de dood van mijn geliefden op hun geweten hadden. In feite was het een gemakkelijke beslissing, werkelijk waar. Ik was advocaat. In mijn praktijk had ik al heel vaak gezien, wat haat kan uitrichten aan het lichaam en aan de geest van mensen. De haat had zojuist zes mensen gedood, die mij het allerliefst waren in mijn leven. Ik besloot daarom op dat moment om de rest van mijn leven - of dat nu lang of kort zou duren - iedereen lief te hebben die ik zou ontmoeten.
Ritchie concludeert uit dit indrukwekkende verhaal van Bill Cody: Iedereen lief te hebben die ik zou ontmoeten: dat was de geheimzinnige kracht die deze man ondanks alle ontberingen zoveel uithoudingsvermogen en gezondheid geschonken had.
Steeds weer, vertelt Ritchie, moest hij naar dit gezicht kijken. En elke keer dat hij keek, zag hij Christus zelf op het gezicht van Bill Cody.
Dit artikel is overgenomen uit Verwachting 72 2012. Een uitgave van stichtingdeheraut
© Esoterisch Christendom 2024