menu

De drie-eenheid in haar relatie tot de aardewereld

Joop van Dam 

De Triniteit, ook de Drie-eenheid genoemd, bestaat uit God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. Uit deze goddelijke Drie-eenheid kwam heel de aardse schepping voort. Dat feit kunnen we tot op de dag van vandaag overal op aarde herkennen. Zowel in de wereld om ons heen als in het eigen innerlijk. Alhoewel deze drie aspecten van God een eenheid vormen, zijn ze toch als afzonderlijke werkingsgebieden van elkaar te onderscheiden. Onderstaand artikel laat dat zien als de Vaderwereld, de wereld van de Zoon en de wereld van de Heilige Geest.

De Vaderwereld

De Vader wereld ontmoeten we in al het geschapene, dat ons geschonken is. Allereerst in de natuur, die in de ruimte waar te nemen is. De imposante bergmassieven van de Alpen met de eeuwige sneeuw, de wijdheid van de oceanen, de heidevelden of de heuvels in Zuid Afrika met de oeroude fijnbos-planten, de zang van de nachtegalen of de roep van de gakkerende ganzen, die naar het Noorden of het Zuiden trekken, enzovoort.

De scheppende beweging is tot vorm geworden. In Genesis van het Oude testament staat: “En hij zag dat het goed was”. In deze wereld, waarin wij geboren worden, ligt alles vast, is vorm geworden vanuit de goddelijke krachten. Het is ook het gebied, waar de wetten heersen. De wetmatigheden van de groei, van de erfelijkheid, ook de voorspelbaarheid van het gedrag van dieren. De Koningspinguins bijvoorbeeld, die elk jaar de trektocht naar hun broedplaats moeten maken. Je kunt het als een soort tragische gevangenis beleven, dit aan gedragswetten onderworpen zijn.

Alleen de mens, van wie het geestelijke zelf tot in de lichamelijkheid kan doordringen, heeft de mogelijkheid om eraan te ontsnappen.

Aan de andere kant beleef je dat alle natuurrijken bij elkaar horen. Het is een eenheid die we ecologie noemen. Het leven van deze Vaderwereld roept bij ons verwondering en bewondering op, maar ook eerbied en vooral dankbaarheid. In het gedicht van Christian Morgenstern wordt aan het einde gezegd: “Ik dank u steen, kruid en dier en buig mij voor u neder. Gij alle drie hebt mij geholpen aan mijn bestaan alhier”. De geschapen wereld is onze bestaansgrond. Hij “draagt” ons. De kleuter beleeft door zijn tastzin hoe de wereld hem draagt. Maar ook op volwassen leeftijd kan een mens dat ervaren. Antoine de Saint Exupéry beschrijft hoe hij tijdens een tocht een noodlanding op éen van de tafelbergen in de Sahara moest maken. 's-Nachts ligt hij op het woestijnzand en merkt hoe hij uit zichzelf getrokken wordt en naar de sterren toegetrokken wordt. Maar dan voelt hij het woestijnzand onder zich. En hij schrijft: “ik genoot van die wonderbaarlijke steun, van die stevigheid, van die veiligheid en het was mij of ik onder mij het gewelfde dek van mijn schip voelde.”

De wereld van de Zoon

Het gaan van de Vaderwereld naar de wereld van de Zoon is het komen van de ruimte in de tijd. Het is de stap van de natuur naar de geschiedenis. In zijn laatste Pinkstervoordracht drukt Rudolf Steiner het zo uit, dat hij Christus laat zeggen: “Ik kom uit de zon en breng de tijd”. Christus komt uit de zon naar de aarde. En dat houdt in dat de kosmische ritmen nu op een nieuwe manier werkelijkheid worden: dag en nacht, volle en nieuwe maan, winter, lente, zomer en herfst in het jaar verloop. In de wereld van de Zoon liggen de dingen niet meer vast maar komen in beweging door de wereldritmen. Sinds het Mysterie van Golgotha (het mysterie van de dood en opstanding op Golgotha) werkt Christus in deze ritmen. Hij kwam naar de aarde en werd mens. Vanaf dat moment kan een nieuwe kracht in de mens, voor zover hij een geestelijk wezen is, werken. Het hield in, dat zijn Ik nieuwe bewegingen kon maken. Het wezen van het Ik is: beweging. Het Ik wordt telkens weer nieuw door de beweging. En zo is het Christuswezen ook een beweging.

Joseph Beuys (een duitse beeldhouwer) bracht dat als volgt onder woorden:

"De Christuskracht, het evolutie principe, kan nu uit de mens opwellen, te voorschijn breken, want de oude ontwikkeling is afgesloten. Alles wat als nieuw zich op de aarde voltrekt, moet door de mens gebeuren. Wie met het kinderlijke onbevangen oog probeert te zien, neemt waar, dat Christus reeds lang er weer is, niet in de fysieke vorm maar in de zich bewegende vorm".

Te ervaren waar dit nieuwe werk van Christus zich in onze tijd zich voltrekt, is het bewegingselement als zodanig. Het zich bewegende is het opstandingsprincipe. De oude gestalte, die gestorven of verstard is, kan in een nieuwe gestalte omgevormd worden, die leven, ziel en geest bevordert.

Je kunt op de vraag “wat is Christus voor jou?” heel kort antwoorden: door Christus ontstaat ontwikkeling, hij geeft de kracht om een individuele ontwikkeling mogelijk te maken.

Bestaat er zoiets als een christelijke pedagogie? Of een christelijke geneeskunde?

Het christelijke bestaat er niet in, dat de bijbel elke dag gelezen wordt of godsdienstlessen gevolgd worden. Het christelijke element in de pedagogie bestaat daar in, dat alles wat gedacht, beleefd en gedaan wordt als zonnewarmte en zonlicht is, dat het Ik van het kind tot ontplooiing laat komen. Dat niet alleen de handvatten aangereikt worden waardoor het kind in de maatschappelijke situatie van dat moment kan functioneren, maar dat de Ik-ontwikkeling zó behoed en geëerbiedigd wordt, dat het kind kan gaan doen, waarvoor het gekomen is.

En de christelijke geneeskunde? Deze is er niet om de ziekten weg te werken, maar ze als ontwikkelingshelper te laten functioneren. Ofwel doordat na een koortsige ziekte de lichamelijke weerstand weer verhoogd is en de patiënt dus echt "beter" is, of doordat bij het doormaken van een ziekte, die niet tot lichamelijke genezing kan voeren, het innerlijke wezen van de mens verandert. Dat wil zeggen, wijzer en rijper wordt.

Ook een christelijke landbouw is mogelijk en bestaat daar in, dat niet alleen gezond voedsel geproduceerd wordt, maar ook aan de gezondheid en het voort kunnen bestaan van de aarde zelf gewerkt wordt.

Een prachtig voorbeeld van een verchristelijking in het maatschappelijke leven kon je beleven in de Commissie voor Waarheid en Verzoening onder leiding van bisschop Tutu in Zuid Afrika. Daar stonden daders en slachtoffers tegenover elkaar. De ontwikkeling vond hier bij beide partijen plaats. De daders bekenden wat ze gedaan hadden. Niet alleen tegenover de slachtoffers en hun nabestaanden, maar door het hardop te zeggen vooral ook tegen zichzelf. Ze zetten de stap om deze waarheid onder ogen te zien. Het werd zelfkennis. En de slachtoffers moesten zich de vraag stellen: kan ik als ik vergeving schenk, dan ook met deze mens verder samenleven? Voor beide een ontwikkelingsmogelijkheid. Daaraan werkte bisschop Tutu mee, die vaak zijn gezicht moest bedekken omdat hem het gebeuren zo aangreep, dat hij zijn ontroering moest verbergen. Eigenlijk vertegenwoordigde hij het principe "als twee in mijn naam samen zijn dan ben ik midden tussen hen".

De Vader “draagt”. De Zoon “leidt”, geeft een weg aan.

Het Christuswezen leeft op een hele bepaalde manier in de ontmoeting. Zoals de Vader van boven werkt, verticaal, zo werkt Christus in het horizontale vlak. Van Oost naar West. Christus bracht de praktijk van het medeleven en de liefde tussen mensen. Ooit heeft Rudolf Steiner de liefde gekarakteriseerd op een verrassende wijze. Liefde is niet jouw warmte en sympathie naar een ander toezenden maar omgekeerd: ruimte maken in je innerlijk, zodat de andere injou binnenkomen en wonen kan. Je kunt het begrijpen als je het sociale oerfenomeen kent, dat spreekt over inslapen en ontwaken. In de ontmoeting met een ander kun je elkaar het intensiefst ontmoeten als je bereid bent om, als de ander spreekt je eigen gedachten in te laten slapen, zodat de andere geheel je innerlijk kan vervullen. In zekere zin kun je dat een offer noemen. Meestal houden we dat niet zo lang vol en moeten dan zelf weer wat kunnen zeggen. Het is een ademproces: een in en uit, een inslapen en weer wakker worden. Die liefde wordt in ons gewekt door Christus.

Zo kunnen we zeggen: ik bewonder de Vader, ik heb de Zoon lief, want in Hem leeft de liefde.

Offeren betekent iets opgeven, opdat iets nieuws mogelijk wordt. Daarin is het het principe “sterven en opnieuw geboren worden” vervat, dat bij de Zoon hoort. Je kunt pas iets geven als je eerst ver-geven hebt. Een prachtig beeld daarvan is het schilderij van Rembrandt, dat in St.Petersburg, Rusland, te zien is: de thuiskomst van de verloren zoon. Ook het laatste schilderij van Rembrandt dat in Stockholm te zien is, Simeon in de tempel, is een oer-christelijk beeld. Simeon wachtte op de komst van het Christuskind. En als nu dat heel jonge kind, beeld voor het menselijke Ik, dat bij alle mensen nog heel jong is, in zijn biddende armen en handen ligt, kan hij heengaan.

Zo zijn er vele kunstwerken, waarop heel verschillende manieren de ontwikkelingskracht van Christus waar te nemen is. Ik noem nog éen voorbeeld. In de opera ‘Parcival’ van Richard Wagner, doopt op een gegeven moment Parcival Kundry, de vrouw die hem tot dan toe altijd in de weg heeft gezeten. En dan verandert de muziek, die daarvóor tamelijk dwingend was en wordt vrij, wordt zonnig en groeizaam. Allen ervaren het veranderen van de natuur. Niet alleen Kundry kan zich nu nieuw ontwikkelen, zelfs de aardse natuur maakt een soort opstanding door. ‘Dat komt door de tover die van Goede Vrijdag uitgaat, Heer’, zegt zijn leermeester Gurnemanz dan.

Je kunt nog een fenomeen noemen van de christelijke kracht, die mensen hebben, als ze in heel moeilijke omstandigheden gekomen zijn. Met name in de Tweede Wereldoorlog hebben mensen in concentratiekampen, in gevechtsituaties, bij martelingen en opsluiting in gevangenissen, krachten in zichzelf ontdekt waar ze op andere momenten geen weet van hadden. Het was vooral de wil tot zin, het werken met de mogelijkheid van verdere ontwikkeling, zoals Antonovski bij de vrouwen die de Holocaust hadden overleefd, ontdekte, die hen de kracht gaf om gezond te overleven.

De wereld van de Heilige Geest
De Vader zendt de Zoon, de Zoon zendt de Heilige Geest.

Er zijn volgens Joachim de Fiore (een mysticus en theoloog uit de 12e eeuw) drie tijdperken in de geschiedenis: het tijdperk van de Vader, het tijdperk van de Zoon en het tijdperk van de Heilige Geest. In onze tijd is het derde tijdperk begonnen. Voorwaarde is echter dat het tweede tijdperk al inwerking is.

Pinksteren volgde op een periode van eenzaamheid.
Christus was reeds opgestaan, maar was met Hemelvaart onzichtbaar geworden. Hemelvaart betekende niet, dat hij van de aarde weg gegaan was, maar in de aardesfeer werkzaam was geworden. Op de 50e dag na Pasen werd nu een volgende stap mogelijk. In de tien dagen daarvoor waren de discipelen door een periode van duistere eenzaamheid heengegaan, geheel op zichzelf gesteld als zij waren. En ze hadden dit volgehouden. Op de dag die wij nu Pinksteren noemen, waren ze weer bij elkaar en ook Maria(Sophia) was aanwezig. Ze vormden een nieuwe gemeenschap en zochten een gezamenlijk nieuwe toekomst. Nu zijn de vlammen - van de heilige Geest- boven ieders hoofd zichtbaar. In die vlammen is te zien wat ieder – individueel - wil en wat toch verbindend werkt, omdat ieder de taal van de ander kan verstaan. Elke mens dient ‘de eeuwige doelen van de Goden’ en zijn daardoor met elkaar verbonden.

Het "ontwaken in de wereldgedachten van de Geest” betekent: openstaan voor de heilige Geest. Wanneer vindt dat ontwaken plaats? Veelal tijdens intuïties, waarbij de ziel ziende is geworden en iets heeft waargenomen. Een voorbeeld.

Ik had in mijn praktijk een man met het zogenoemde concentratie­kampsyndroom. Toen hij uit het kamp bevrijd was, had hij zich voorgenomen om het daar beleefde te vergeten en een nieuw leven te beginnen. Maar na 25 jaar kreeg hij klachten. Eerst lichamelijk. Met name buikklachten. Daarna kwamen de problemen in de ziel. Hij werd onrustig, kreeg slaapproblemen en was snel emotioneel, waarbij woedeuitbarstingen optraden. Zijn werkgever had gezegd, dat hij wegens overspanning een tijdje rust moest houden en thuisblijven. Maar na drie maanden zeiden zijn vrouw en kinderen dat ze het met hem niet meer volhielden en hij het huis uit moest. Dat hield in: opname in een psychiatrische kliniek, wat niemand van de betrokkenen wilde.

Ik heb hem toen drie avonden in gedachten genomen. Hoe ziet hij er uit, welke gebaren maakt hij, wat is zijn eigenlijke vraag? Daarmee ging ik de nacht in zonder een antwoord op die vraag te verwachten. Ik liet alles open. Vijf dagen later, tijdens het visiterijden, hoorde ik mezelf zeggen: hij heeft iscador nodig. Op dat moment begreep ik deze inval niet, maar 's-avonds was het me duidelijk geworden. Iscador is een antroposofisch medicijn tegen kanker. Kanker wordt door Rudolf Steiner gekarakteriseerd als een zintuig op de verkeerde plek. Bij het zintuiglijke waarnemen gaan Ik en astraallichaam naar het waargenomene: daardoor excarneren ze, maken zich los. Als dat excarneren op een andere plek gebeurt, bijvoorbeeld in de maag, dan houden Ik en astraal lichaam op om hun vormende functie in dat orgaan uit te oefenen en dan kan chaos, woekering ontstaan. Iscador helpt om Ik en astraal lichaam weer dieper in het organisme binnen te komen. Vaak ontstaat dan koorts als uitdrukking van het feit dat het Ik lichamelijk gaat werken.

In een concentratiekamp beleeft iemand voortdurend shocks waar hij niets tegen kan doen want dat verergert de situatie alleen maar. Het wordt daardoor een blijvende toestand, dat wil zeggen dat Ik en astraal lichaam en ook gedeeltelijk het etherlichaam de vaste verbinding met het fysieke lichaam beginnen te verliezen. En toen begreep ik: Iscador brengt die hogere wezensdelen weer naar het lichaam terug. Op tijd want het is nog niet tot een lichamelijk proces (kanker) geworden. Maar omdat vooral het astraal lichaam de verbinding met het etherlichaam verloren had, gaf ik iscador in een verdunde potentie en eens per week (het ritme van het astraal lichaam). Al na een week kwam de patiënt terug met de mededeling: ik ben voor het eerst sinds jaren weer wat blij geweest. De daaropvolgende week: ik heb weer gelachen. En bij de derde injectie: morgen ga ik weer aan het werk. Niet alleen bij hem, maar ook bij lotgenoten van hem uit het kamp, werkte deze therapie goed. Tegenwoordig is het een veelgebruikte medicament bij de zogenoemde posttraumatische stress stoornis.

Zoals de Vader draagt, de Zoon leidt, zo schenkt de heilige Geest.

Het schenken van de heilige Geest is een gebeuren van genade, maar je kunt het voorbereiden. Er zijn voorwaarden voor het komen tot intuïties. Ten eerste moet je hard gewerkt hebben, dat wil zeggen je wil ingespannen hebben. Pas dan kun je je eigenwilligheid offeren. Zodat niet meer jíj wil, maar iets anders, hogers, in jou kan ‘willen’.

Een rijpingsproces in de nacht is daarbij vaak essentieel . En tenslotte werkt een existentiële levenssituatie, waar je volledige presentie nodig is, ook bevorderlijk. De heilige Geest wordt in de mens werkzaam wanneer hijzelf als Geest actief wordt. Dan beleeft de mens ook de nieuwe missie die hij sinds het mysterie van Goglgotha als individu heeft. Hij krijgt weer verbinding met de (geestelijke) wereld van oorsprong waar hij uit voortgekomen is en gaat werken aan de genezing van deze relatie, die door de zondeval "ziek" was geworden.

Joop van Dam was antroposofisch huisarts

© Esoterisch Christendom 2024